Mijn liefste,
nog één keer, ik schrijf je af
Stoere vent. Je pakte mijn hand,
beschermde mij, mijn held, ik vroeg nergens om
maar jij stond daar, nooit kon ik om jou heen.
Grote kleuter met je dikke tranen, snottebellen van verdriet
om geluk. En angst voor het donker. Ik hield je vast.
Jij liet me niet gaan, en nooit hielden we van elkaar.
We hadden elkaar nodig, om te relativeren
om het leven te vieren, onze lichamen te voedden
met elkaars energie, je was een beetje van mij.
Ik ben nog steeds van jou, maar minder
niets meer dan een stuk wild vlees
dat maar niet wil afsterven
Zie je mij, jou wegwensend
geluk, met mij