Die ene keer.
Die ene Keer.
Ik zag jou staan.
Bij het water stonde je daar.
Zoals jij keek bij volle maan.
Je ogen schenen in het licht.
Je straalde met je mooie gezicht.
Ik liep naar je toe.
Hoe jij daar stond.
Jij zei hoi en ik, ik stond daar maar.
Ik kon alleen maar kijken naar jouw schoonheid.
Toen zag een mooie glimlach op jouw gezicht.