ik viel, ontblootte mijn ziel
en gelijk begon het knagen.
het veroorzaakte de eeltlagen
die even hard geraakte
als nu de blik in mijn ogen.
de blik van de levende doden.
de stoned en glazige blik,
van het interesseert me niks
de donder meer.
alles naar de kloten.
geen hoop op een wonder meer,
het kruit is verschoten.
de doden lopen hier
boven de zoden.
dus vier met mij,
de hoogtijdagen der idioten.
raak bezopen,
en doop je hoofd in
de vervuilde rivier,
en kom nooit meer te boven.