Verschijn ik in het donker,
uit het zwart,
witte penseelstrepen over mijn gezicht,
zwaar bepantserd ter bescherming van een gebroken hart,
bevind me in een lift,
kijk ik altijd maar weer naar beneden,
verdomme, wat een tijd,
mooi maar ook veel eronder geleden,
de lift gaat omhoog,
wil versnellen,
maar kan ook niet,
een zonnige toekomst voorspellen,
stap ik maar uit de lift,
toch niet mijn ding,
ik loop liever alleen,
of samen, zoals dat ging,
ochja, dingen gaan voorbij,
hoe dan ook, een sombere emotie,
wordt gecreëerd in en door mij,
het verleden creëert in mij een klootzak,
omdat ik maar terug blijf kijken
esthetische waarde ga hechten,
aan beelden die niet meer bestaan,
maar zich in mijn pan in elkaar vervlechten,
tot een beeld van iets, wat niet is,
iets in mijn hoofd,
in pracht en als ideaal,
waar je dan ook nog stiekem in geloofd,
maar dan toch niet helemaal,
want dat is het eind van m'n rit,
de reden dat ik hier nog steeds,
deze woorden spit,
en lichtjes verwart,
verweer ik mijzelf, en verdwijn wijselijk,
in het beschutte zwart.