WEESKINDJES VAN DE WAARHEID
ik, Victor Frankenstein (dé), koning van karakter
deel de lakens uit aan ongekoelde daglozen
behoeftigen aan een beter bestaan
mensenmaker, dat ben ik, gekroond creator
van de doder, de gekopieerde gemiste kans
ik heb verkeerd gegokt, eenmalig
hij moet vergaan, voorgoed
scheppen doet men niet zomaar alleen
dus huizen in mijn hoofd verziekte zielen
mensloze reddertjes van vooruitgang
met duizend zijn ze, of toch ongeveer
weeskindjes van de waarheid
ze haten mij, zo hard ze maar kunnen
ontkroond voel ik me, laf verraden
door mijn verzameling misbestelde beestjes
een stelletje belachelijke beginners
ach, ik verwerp hen, maar de smaak van het
schaamteloze onrecht mijn tedere ziel aangedaan
blijft niet aan mijn lippen plakken, nee nee nee
ik roep het uit, wat zeg ik, schreeuwen doe ik
dat hun misnoegde god nog een laatste keer
de hand zal slaan aan elkeen van hen, in hem
op elke kaak dan nog wel, mijn eens brave kindjes
en dan naar bed, want morgen is er weer een dag
om de waanzin te kriebelen die jullie van mij maakt