Dwalend tussen hedden en verleden,
ben ik gevangen in dit slot.
Geen verschil meer kunnen zien,
tussen heel zijn en kapot!
Wie ben ik? is de vraag die constant sluimert.
Niet wetend waar, niet wetend hoe, zit ik tussen licht en duisternis en huiver.
Met aan mijn hand weer dat jonge kind,
dat kleine meisje!
Ze kijkt me aan met die grote ogen.
Moeilijk te zeggen of die reeds te weinig of teveel hebben gezien.
Ze weet wie ik ben al is dat moeilijk te geloven.
Een zweem van vastberadenheid hangt om haar heen.
En ik, ik sta ernaast, samen en toch alleen!
Wie weet... misschien?
Zal zij ons uit die doolhof loodsen.
Dit lieve kind!
Wat is haar naam?
Wat is haar doel?
wat is de draad die ons verbind?
Mezelf kwijt, verdwaald in toen, lijk ik verblind.
Confronterende ogen staren ons aan.
Het verleden is geweest, maar zal toch nooit over gaan.
Stinkende wonden van pijn en verdriet.
Laat me los smeek ik ze, maar toe vergeet me niet!
Zal ik haar hier achter kunnen laten?
Mezelf lostrekken van dit geheel.
Ze voelt mijn worsteling en kijkt me smekend aan.
Net als gisteren... en bij vlagen komt alles terug!
En weer kan ik het niet opbrengen haar in deze nachtmerrie alleen te laten.
Haar te laten gaan.
Maar er komt een dag dat ik afscheid neem, nu nog niet, niet meteen, misschien morgen!