Verward zijn mijn gedachten,
steeds maar weer die eenzame nachten.
Waarom ben ik toch alleen,
geen armen om mij heen.
Ik kan er ook toch niets aan doen,
dat ik heb geen poen.
Waar is toch die vrouw,
die zegt, ik hou van jou,
ook al heb je toch geen poen.
Ik zeg dat nu niet graag,
maar zo zijn ze op vandaag.
Als je hebt zo weinig geld,
ben je heel gauw uitgeteld.
Iemand vinden, zonder geld gelukkig zijn,
dan is mijn kans heel klein.
Ik wil een partner voor het leven,
en niet een voor heel even.
Hopen kan ik slechts da's waar,
maar het duurt nu al een jaar.
Eenzaam ga ik door het leven,
niemand om mijn liefde aan te geven.