Voorzichtig luister ik naar het gefluister,
De stem van mijn emotie,
Die steeds maar blijft spoken door mijn hoofd,
Laat mijn ogen wennen aan het duister,
En heb geen flauwe notie,
Wanneer het licht nou is gedoofd.
Die stem draag ik altijd bij mij,
En toch uit ik hem niet vaak,
Is dat een gave of een zonde,
Bewust niet mijn gevoelens op een rij,
Zorg ik daarmee dat het mij niet raakt,
Of strooi ik zout in open wonden.
Laat ik de stem voor wat hij is,
Luister ik er stiekem toch naar,
Want het gefluister blijft maar komen,
Is iets wat ik niet meer uitwis,
Terwijl ik nog steeds in het duister staar,
Heb ik de stem voor lief genomen.