Het schreeuwt witte vellen papier, war mij,
ontwar mij, strooi met mij. Ik wil stilte, rust.
Schreeuwen gaat vanzelf, ik hoef er slechts
stil voor te zijn.
Mijn muren heb ik wit geverft, alles komt nu
uitvergroot op mij af.
Ik vloek, hangende boven een berg wc-papier,
op mijn zieke hond terwijl door m’n hoofd schiet
dat ik nooit moeder zal zijn, ik drijf mijn hond
in een hoek.
Ik heb mezelf uitgelaten, de riem heb ik
maar thuis gelaten.
Mijn oom is dood gegaan, dat maakt niet uit
ik ken hem niet. Mijn naam staat op een kaart,
het schijnt normaal te zijn, ik denk soms
dat ik gek ben.
Ik wil niet altijd snauwen, ik wil ook wel eens
gewoon lief zijn.