vogels, vlindervleugelend krassen luid op ‘tritme van gebroken harten; de hemel betrekt bliksemt, dondert (de nachtjager let op ons)
waar wind bevriest beven wij lucht aan zeeën van tranen groeien bomen door geloof en liefde bewatert met rouw op een strand van hoop lokt de maan golven naar waar de laatste nacht slaapt
grijze winden drijven regensluiers over tweesprongen weg; kinderen zingen klaagliederen.