met suikerbrood en zweep gevoerd, geslagen tot honger is gestild en ‘t zoete bloed het leven niet meer zien kan - want het maakt blind van liefde, haat - heel dicht nabij steekt ‘t hen de ogen uit
ik echter vraag: waarom roep iedereen dat ‘k minder lieven moet verwonder mij wie zij toch zijn om liefde die met natte wimpers in een hoekje zit te straffen
mijn liefde echter eindeloos en vrij kent geen van allen