Het is juist de ironie dat ik nooit gestopt ben met schrijven aan jou. Op het moment dat jij stopte, je afsloot en veranderde van adres, ook toen nog schreef ik hele brieven maar ik mocht ze niet meer versturen. Elke avond vlak voor het niet in slaap kunnen vallen, nam ik de pen ter hand en pakte het mooiste vel papier dat ik vinden kon. Ik heb kalligrafie geleerd om jou te vermaken, stopte de mooiste foto's in de envelop en dan ging ik liggen in bed om naar het plafond te staren. Steevast heb ik de volgende morgen de brieven verbrand om het zinloze ervan aan te geven, maar mijn hoofd heeft nooit willen luisteren naar mijn hart - andersom overigens ook niet. Ik zaai in mijn eentje al een eindeloze tweedracht, zo weet ik mezelf ook te vermaken.
Maar nu de zon via de ramen naar binnen valt, schittert het witte papier in mijn ogen en glimt de inkt. In plaats van jou te schrijven, richt ik nu mijn woorden aan mezelf om te kijken wat ik me vertellen wil. Een lang verhaal, langer dan ik aan jou kon schrijven. En dat zal ik je sturen vannacht.