Een beetje over blad, bomen en water ratelen dat kan elke tweederangs-grijze-muis nog wel, zei hij terwijl de sigaret stiekem om de rand van de bolhoed kwam kijken. 'Hoeren! Dat zijn het verdomme. Niets meer dan de stank van rotte eieren hier!' Bij zijn kannonade zakte zijn priesterboordje scheef en de stropdas raakte verstrikt in een ingewikkelde drie-onenigheid. Want wie van zijn geloof afvalt, komt trappen te weinig voor de hemel. Of het Walhalla, of het Wilhelmus. Noem het maar zoals je het noemen wilt, vond hij. De goden kunnen me vandaag gestolen worden, mompelde hij en ontweek de blikseminslag.
Onzin produceren kunnen we evengoed allemaal wel, riep de kruidenier. Maar de kern van het leven, dat Sartre, Descartes en die Witte Stein, iets in die richting, daar moeten we het toch van hebben hier aan de Amstel! Twee net-niet-Nederlanders keken verdwaasd zijn richting uit en spraken: 'What is he talking about?' De tweede antwoordde: 'I guess the son of a something cruel lost its wife.' De mannen lachen om het IT gehalte en maakten zich uit de voeten, omdat Faust toch wel zou komen. Ook hij zou de bliksem hebben gezien en waar liefde naar de kolere gaat, daar valt wat te halen!
De priester schopte nog wat kinderen van de kade en begaf zich richting huis, waar geheel volgens het celibaat zijn vrouw nog keurig aan de ketting lag en hij sprak: 'Wel, als dit is hoe het eindigen moet, dan zie ik het wat somber in.'