kijk die wolk hoog boven in de lucht
de zwijgende maan; hoor de boomkruinen
een maretak, nesten in ’t lege getwijg
de tijd waart hier rond, valt over ons
op aarde als ziel in ’t kleed van een lijf;
tussen kale twijgen twinkelen sterren
als kristallen, lichter dan sneeuw
moeder, hoe je daar ligt, denkt
je wegdraait, zoekt naar een stam;
hij drukt in je rug, door je rok
en ik ben zo klein, te vroeg weggeglipt (uit jou)
een glas staat op je buik en jij
met je zoon tussen heupen en schaam
vriest als een winter in de kamer.
sunset 30-03-2011