Met blote voeten sta ik aan de rand van het water, af en toe sijpelt er een druppel langs mijn enkel en hier denk ik aan alles wat er gebeurd is, en wat er gebeurd had moeten zijn.
Je vroeg me hoe het nu met me is, ik zei alles prima zoals altijd en jij geloofde me niet. 'Jaja,' zei je zonder enig oordeel.
Dat 2010 overleefd is, durf ik nog steeds niet te geloven. Het jaar van dronkenschap, van gebroken naar de kloten gaan maar tegelijk het - grote jongens huilen niet verhaal dat me met de paplepel ingeslagen werd. Het jaar waarin ik een vriendin terugvond, het jaar dat ik een vriendin kwijt zou raken en voor de rest van mijn leven nooit weer zal zien. Het jaar waarin ik mijn doden herdacht, elke nacht en het jaar van insomnia, hoe zeer ik na lange dagen werken ook slapen wilde. Het jaar waarin ik een grondige haat ontwikkelde tegen de zin 'alles komt goed' want wat weten wij daar nou eigenlijk van?
Je stak jouw hand naar me uit, en vroeg me iets te zacht of ik met je wilde praten zodat het lichter werd, maar ik wilde het te graag denk ik nu.
En nu ik hier sta, inmiddels tot mijn middel in het water, besluit ik een foto van mezelf te maken - om die naar jou op te sturen. Mijn wangen nat (van de mist denk ik, want grote jongens huilen niet) en na wat bewerkingen lijken mijn wangen van niet zo wit. Hier, in het ijskoude water, besluit ik dat ik de grootst mogelijke fout heb gemaakt die een mens maken kan. Ik ben weggerend, maar heb mezelf meegenomen en jou achtergelaten.
Je verwart de jaren, je hebt de tijd voorbij zien gaan en vreest nu dat de dood aan jouw deur voorbij is gegaan, is het niet?
Is het niet vreemd, wat zich hier afspeelde? In plaats van mezelf te zoeken, raakte ik juist alles kwijt waar ik ooit om gaf. En wat me nog het meest beangstigt, is dat hetgeen in de plaats gekomen is, nog heel veel mooier is dan ik.