een piano sterft uit, zachtjes en stiller
beethoven is vandaag in stijl verdwenen
laatste klanken dempen de kroonluchter
beneden met bergschoenen vast aan grond
reikt het binnenlicht loom richting nachtzicht
een fluistergang op kousenvoeten naar boven
ben je daar, dek je me toe, zing me je amen
warm bedekt met pas gevonden spinnenweb
kleurt de avond jouw slapend hemelbed
twee neuzelrijmen over het lodderig oog
ja, de kabouter op je rug is weg schat
ik ontfrutselde hem zijn wakkere zweep
terwijl hij net een andere kant opkeek
liet de meermin haar sirenenzang horen
zo onhandig met mijn vingers tegen het glas
kouder ijs dan in kai's winterpaleis kijk ik toe
naar de wilde fantasieën die je lijfje vangen
zonder macht die zulke sprookjes verboden
probeer ik vorst in een oogwenk te smelten
ik ben hier en vang de zevende hemel
scheur hem voor je open omdat ik dat kan
want moeders geloven in krokodillentranen
ga je mee naar het land van je ogen dicht