mijn woorden duelleren zich hebben nu bloed in klank dat spottend drijft op lippenhuid
de spraak een nest gebouwd waarin zij overwintert ken ik de kilte van de tong - als ik niet denk spui ik azijn en weet mijn woord versteend slaag ik het dronken uit als taal
om in de nacht waar auto’s kop aan staart gerijd staan op te donkere straten en aan het eind van mijn Latijn de lente te verfrommelen in mijn zakken.