De dag 09 april 2011
Jaar najaar, in diepte geteerd,
schuurde zilt en nat,
sarde waaien en blakend weer,
deze brug tussen
golven en wit zand.
Een plaats waar logge kogge,
pretentieuze schuit of slakke aak,
zelfs schelpen en algen,
bleven meren
aan de palen der immer luisterende kade.
Op een rood,
door wind gekleurde morgen
werden monotone zorgen
verstoord door een ruwe koord.
Wat voor beroering zorgde
toen zachte hennepvingers
zijn kadetros omsloot.
Zij rook naar hardhout en jasmijn,
met parmante bolle zeiltjes,
stralend uit het land der reizende zon,
deze frĂȘle jonk
zijn steiger kwam aanglijden.
Die dag verliep lossen en laden,
als vele lasten
door vele handen gedragen.
Zelfs de ter kimme gaande zon,
zorgde voor een haastige duister,
stilte op een verlaten wal.
Een hoekzeiltje tikte tegen het tijgage,
een roller zorgde voor dat tedere raken,
gesluierd licht aan boord en kade,
het gegons van vuurvliegjes
in houten harten.
Noemde iemand tijd
of vergat de tros te meren
want door een matige deining,
begon het tij te keren.
De golfdal tussen hen verbrede
tot een onoverbrugbaar engte.
Was het terug de horizonlijn die wenkte
of was het de belofte
om weer te keren,
welke grijze wolken vormende
die hun zonnestralen verdreven?
Zie hoe korrel na korrel
de houvast wegglijd
van stoere strandburcht
tot nat hoopje zand.
Een weinige meeuw
krijst tegen het zeeruis,
zonder weerwoord te krijgen.
Mijn vinger speelt
met het mul van de borstwering,
in het golfgeklots aan de steigers
wiegt sereen wat vreemd drijfhout.
Zeezicht.