Mijn zus en ik zijn anders.
We verschillen in alles van elkaar.
Ik hou me liever bezig met muziek,
terwijl zij creatief bezig is met d'r haar.
Zij is jong en ik ben in haar ogen
waarschijnlijk al een oude vrouw.
Ik trek meer naar mijn moeder toe
en zij blijft onvoorwaardelijk haar vader trouw.
Ik zie dat ze zich gefrustreerd voelt
en moeilijk om kan gaan met haar gevoel.
Ik zou haar willen helpen als ik zeker zou
weten dat ze begrijpt wat ik bedoel.
Ze is een uniek kind met aparte trekken
die onverwacht wijs uit de hoek kan komen.
Zo nu en dan verbaast ze me met haar
uitspraken en de mooiste toekomst-dromen.
Ik kan ook niet meer doen dan er voor
haar zijn en hopen op een zorgeloos bestaan.
Toch ben ik bang voor de wereld van nu dus
zal ik over haar waken en achter haar staan.
Het realistische besef is er ook dat ik niet alles
zie en weet dat ze het ook alleen moet doen.
Dat geeft me een onbehaagelijke angst omdat
een kinderleven niet meer zo veilig is als toen.
Toch moet ik me niet teveel zorgen maken en ik
accepteer haar voor altijd als de persoon die ze is.
Ik geloof diep in mijn hart dat ze haar geluk zal vinden
want ook al zijn we zo verschillend, ik zie in haar
onze zusterlijke sterke en positieve gelijkenis.