MIJN ADEMLOZEN
in het gebroed dat de morgen
aan de moeilijk verdragen vandaag
breit, schuilt Angst niet langer meer
voor de tranenval van zuur geweten
licht vervaagt bij de aanwezigheid
nu Ze onvermomd een waar gelaat
aan me toont en me met Haar
onweerstaanbaar sterven injecteert
ontspannen weerbarstig laat ik los
wat me een leven lang tot kotsen toe
voedde en leeg mezelf in de tobbe
waarin ik het spartelen toch beu was
de gifgroene glimlach
de vale schijn, het star gestaar
alles zinkt tot mijn ademlozen wint
en de dood begint te rotten