De dekens en lakens afgeschud
Uit het zolderraam bleek een volle maan
Het haar stond alle kanten op
borstel gepakt en op kippenvel gewacht
Een glas water uit de kraan getapt
op de de tong geproefd en doorgeslikt
de droogte uit de keel weggespoeld
In de spiegel gekeken, mezelf niet herkend
Het kapsel glinsterde als zilver
Uit een hoek van de kamer klonk
een stem pikkedonker, prikkelbaar onverlicht
gesproken woorden, zinnen zelfs
op weg naar geen gewicht