Bevroren golven van een onderkoelde zee vereeuwigen elk moment.
Ook die glimlach, die onweerlegbare vouw in een door tijd gekrulde huid.
Ontelbare korrels en maar één voetafdruk vertellen wie je bent.
Toch ziet in de spiegel van het heelal er niemand ooit hetzelfde uit.
Tij noch ontij hebben vat op geduldig ijs.
Kortstondig, terloops, elke gelegenheid is nu koudvurig aanbeden.
Contouren van geweken kusten vervagen in wit en grijs.
Ingedamd tussen hoop en vrees bevindt zich de veilige rede.
Een scherpe grens doorkruist zichzelf,
heeft begin noch eind,
versmelt tot land, zee, hemelgewelf.
Golf na golf, zo eindeloos.