met witte buiken hangen dode vissen tussen eendenkroos en 't riet hebben de kraaien vleugels om dood te vluchten – soms denk ik: God is meer bekommert om de slak want hen bouwt hij een huis ons lieft hij echter niet
de schoolbus laat een stofwolk na tussen half vier en vijf en later glanst de maan in 't struikgewas tezamen met de avondster; hoe dicht jij een onsterfelijkheid in vleermuisvleugels schijnwerpend 't ogenpaar dat traag over de lege banen kruipt.