Jij vroeg haar naar gelukkig zijn
En haar woorden vielen voor de vuist weg
Met haar ambivalente lettergrepen
Probeerde zij een omvattende zin te maken
Maar de letters vielen uit elkaar
Als duizelingwekkende regendruppels
Want op jouw aanschouwelijke vraag
Wist zij geen aanschouwelijk antwoord
Ondanks dat, liet ze niets varen
En zette zij haar fanatieke zoektocht verder
Vinnige dagen werden lange maanden
En lange maanden werden tijdrovende jaren
Opzoek naar de handtastelijke glorie
Maar terwijl die sluimerende glorie stond te proesten
Fluisterde het mij amusant toe;
“Zoeken is ijdel, vinden bespottelijk en hebben onfeilbaar.”