Hemeltergend
Wou de hemel tergen,
Dus verzet ik Bergen.
Schuif een ander de kwaaie pier toe,
Want dat is wat ik dan graag doe.
Maar soms, heel even,
Deed iets mij beven.
Die stille fluistering,
Van mijn hart en ziel.
Iets ontwaakt dat mij raakt,
En steekt de draak met mij.
Als ik opeens besef dat de hemel,
Waar die ander niet welkom is.
Voor mij ook niet echt een thuis is.