Een mier.
Zittend op het dakterras,
keek ik naar mensen om mij heen.
Zag ik alleen maar gras,
een goed gevoel zo vredig meteen.
De ene spiet wat groter,
de ander boven water.
Sommigen maker boter,
maar wat zijn ze zonder water.
Zie water als de maan,
die wij zo hard nodig hebben.
Stel hij trekt een andere baan,
sterft het uit, dus ook het rappen.
Een vogel op mijn hoofd,
nee daar gaan mijn zaden.
Je hebt me beroofd,
dat waren mijn zaken.
We zijn echt allen nodig,
alleen wij kunnen de aarde onder houden.
Want oorlog, zo overbodig,
Maak kijk naar betere opties om op de bouwen.
Waarom uit vinden wat er mogelijk is,
als je beter eerst je bron goed kan onderhouden.
Hebben ze verstand,
gebruiken ze het niet.
Wat moet God wel niet denken,
kijk Jezus, hebben ze een zelfstandigheid,
om de boel zelf goed te onderhouden.
Twee paar armen, handen om iets te schenken,
twee benen voor de beweging van tijd,
zodat we aarde kunnen onder houden.
Ons achter tuintje.
Onze woning.
Onze buurt.
Onze wijk.
Onze porvintie.
Ons land.
Ons wereld deel.
Onze aarde.
Onze zand.
Ons water.
Bedenk, alles is van ons.
het recht, is het recht,
gezamelijke onderhoud.
Dat is het goedrecht,
wat wordt besproken,
in tijden van barmhartigheid.
Geniet je van een onder gaande zon?
Dan kan je ook van het voortbewegen van een eend genieten.
Pak die momenten,
gebeurt altijd wel wat.
Ik moet ook niet zovaak klagen,
maar soms begrijp ik het ook nog niet,
Ben ook maar een mens,
althans dat hoop ik dan maar.
als iedereen aan een ander dacht,
hoefde je nooit aan jezelf te denken.
Dat is mijn boodschap,
die ik wil schenken.
Je bent niet alleen,
we zijn met meer.
Want soms leer je als, nu meteen,
iedereen is als een mier.