brandt het immer schone licht vervuilde het met mijn gedicht klonk het misschien verlicht heb ik jouw eigenlijk opgelicht het vertroebelde jouw zicht was dat dan wellicht mijn plicht mijn woorden zo zuur als jicht ben geen kraakbeen geen gewricht kwam ik juist daardoor in het gesticht werd ook nog eens dik echt geen gezicht
de hel ermee ik heb wel iets aangestoken en daarna snel het diepe maar ingedoken jammer dan dat het mij heeft opgebroken ik bracht wel heel slinks het heiligste token
dus de volgende keer als je de kop strijkt om een kaars te branden de vlam die prijkt is mede mogelijk gemaakt door wie daar op lijkt