Mijn zoektocht naar de bron is gesmoord
in een poging het verleden aaneen te rijgen.
Ik zie geen kans de zee des levens te bestijgen,
zolang ik jouw fluistering niet heb gehoord.
Het blakende zand doet de voeten branden,
een innerlijk vuur raast in ziedende vaart.
Er is geen medicijn die deze storm bedaart,
dit blijft een gevecht met gebonden handen.
De koelte van een plengende stortbui verlicht
de lasten van mijn getergde ruggengraat.
Ten langen leste voeg ik het woord bij de daad,
ik ga niet langer gebukt onder mijn gewicht.