Men noemt haar: ruimte.
Gemakkelijk te omschrijven met dat ene woord,
zoveel moeilijker met meerder.
Leeg en tegelijk vol van alles?
Hermetisch gesloten, ook al staat ze open,
aangezien niets
eruit ontsnappen kan?
Grenzeloos uitgedijd?
Want ware zij begrensd,
waaraan, verduiveld, grenst ze dan?
Vooruit maar, vooruit. Maar nu gaan slapen.
Het is nacht en morgen wachten je dringender zaken,
naar precies jouw vastgestelde maat;
het aanraken van voorwerpen in de buurt,
het werpen van blikken over een beoogde afstand,
het luisteren naar voor het oor toegankelijke stemmen.
Wel, en dan is er nog die reis van A naar B.
Vertrek 12.40 plaatselijke tijd,
en een vlucht boven kluwen lokale wolken
langs enig oneindig
nietig strookje hemel.