Als je met verbazing naar je handen kijkt
tegen het zwart fluweel van nacht
steken ze af en in zichzelf besloten
zoeken ze naar iets van betekenis
die leegte en eromheen
alles is een bruuske beweging.
In dat lege vind ik mezelf terug
waar wij slechts stofjes zijn
nerveus als in een waanzin
het donker denkt te veel
je benoemt het als de zin in mijn gedachten
en vraagt het me.
Ik hoor mijn stem er is geen herkenning
waar vandaan komen de woorden
als er geen verleden is, alleen dit moment
ik weet het niet
wil dwangmatig woorden vormen
of verzinken in de stoel zo rood
een scheve tafel
de grond die ons vreemd genoeg draagt
het boek wat je ter hand neemt.
Ik kan er alleen naar kijken
grimmig of grotesk en desolaat
als je huid doorschijnend wordt
in je ogen een brandende vraag
die ongezegd ziet.
Stof bedacht de woorden
ze vluchten als gekoesterde leugens
als je kijkt en voelt
waar in stilte het licht valt is het zacht
mag waarheid ongewis zijn voor elke vraag
het weten doen we niet.