Plotseling stroomden alle golven naar jou toe:
naar je haren, je borsten, de precieze
lijnen van je ogen, waar het lot zich vastzet
als het midden van de wateren die wellen op alle
punten van de aarde.
Plotseling hielden alle rivieren op te stromen:
naar je lippen, als je lach, en die lach
daalt als de hoogste waterval neer naar het donkere
dal waar ik je zoek, waar ik niet méér zie dan de
schaduwen van de hemel.
Plotseling lijken de bergen bleek, de bomen zonder
een omarming van het lover, de meren zonder diepte
van de afgronden, de zee zonder de blauwe
schittering van elke dag: wanneer ik naar je kijk,
wanneer je lippen het licht van de wereld in zich zuigen.