Opdat je me zou aanhoren
vervagen
mijn woorden zich afwisselend
als de sporen van de meeuwen op de stranden.
Halssnoer, gemaakt van herinneringen
voor je handen zacht als de druiven.
En uit de verte bekijk ik mijn woorden.
Meer de jouwe dan de mijne.
Als de wingerd klimmen ze op in mijn oude pijn.
Aldus klimmen ze langs de vochtige muren.
Jij bent de schuldige van dit bloedend spel.
Ze beginnen mijn duistere schuilplaats te ontvluchten.
Allen vervul jij zijn ze aan mijn droefheid gewoon.
Ze zeggen je dus wat ik jou wil zeggen
opdat je hun beluisteren zou zoals ik wil dat je naar mij luistert.
Nog sleept de wind van de angst ze mee.
Af en toe gooien stormen van dromen ze om.
Je hoort andere stemmen in mijn droevige stem.
Klacht van oude lippen, bloed van oude smeekbeden.
Bemin me, liefje. Verlaat me niet. Volg me.
Volg me, liefje. In deze golf van angst.
Maar van je liefde worden mijn woorden getint.
Alles neem je in jij, alles neem je in.
Van alle woorden maak ik een oneindig snoer
voor je witte handen, zacht zoals de druiven.