Achteloos slent’ rend langs de vloedlijn
van een eind’loos kalme zee
vond ik,
zomaar tussen zand en gruis
die ene schelp
die zo op ‘t blote oog
in niets op d’ andre leek
tenzij door ‘t beetje bruin
en ook wat groen
en dat kleine tikje vermiljoen
die haar heel anders deden zijn,
aangespoeld na een tijdeloze reis,
gedragen door het zilte water,
gewiegd door ‘t golvenspel,
weerspiegeld en wel duizendmaal herhaald
lag hier nu in mijn hand
die ene schelp
en t leek alsof in’t paarlemoer
mij’n glimp van d’ eeuwigheid verscheen.
Rob