De jonge moeder.
Onder een stralend bed van hagelwitte sneeuwklokjes, sliep het jongetje.
In het midden van het perk knielde de jonge moeder van het kind.
De wind blies een van de vier jaargetijden van Vivaldi door haar blonde haren.
Door een opening tussen twee grijs-grauwe wolken glipte een zonnestraal.
Het hemelse licht vloeide langs haar kruin tot haar schoot.
Voor de zoveelste keer herbeleefde ze de doodstrijd van haar eerste zoontje.
Alles wat in haar kon sterven, stierf als het blad in de herfst.
De dood in zijn donkerste zwart gehuld, greep haar bij de keel.
De grijs-grauwe wolken sloten zich, voor het zonlicht.
Lachend, met open armen liep ze haar zoeteke zoet tegemoet.