Het zaad van mijn bestaan werd geplant
toen de Aarde in lijn stond tot de Zon
en haar kleinere broeder Mars
Honderdtien maanden na mijn geboorte
verkocht ik mijn ziel voor 5 luttele guldens
Maar niet zonder dat 3 van haar grote broeders
mijn rug hadden in dit mystieke moment
Alleen Saturnus was niet van de partij
Later in het leven ik was zeventien jaren oud
De datum was zes juni tweeduizendvier
Toen er een Buddhazijn ontwaakte in mij
Ik werd gekroond door Venus en de Zon
Zwijgen is goud en spreken is zilver
Toch was daar een vroege lente twee jaar later
Dat ik mijn pen voor eeuwig wou laten spreken
Precies toen Mercurius tussen mij en de Zon stond
De ballast van het bestaan als boodschapper van God
Het duwde mij richting een eeuwige vuur
aan meer dan slechts de schenen
Dus vertrouwde Saturnus en Uranus mij
twee jaar later de gloeiende liefde toe
tien dagen na Valentijn
Toch tot drie maal verbrak ik deze gift
en nu is het voor goed gebroken
Welke wegen heb ik nog te bewandelen is de vraag
Alleen degene waarin ik mijn woorden aan de massa’s toon
Dus toen twee maanden terug ik en Moeder Aarde
in één lijn stond met grote Saturnus, kleine Mercurius,
de blinkende Zon en achter de stralen van goud
stond Mars in zijn occultheid was er slechts
het trompet van oorlog te horen in mijn oren
Nu weet ik niet wat komen gaat en voelt
alles als een rare droom, haal ik nog
mijn dertigste verjaardag of sterf ik
de maand daarvoor als Jupiter en Mercurius
mij in tweeën zullen gaan splitsen
Of zal ik in de zomer van tweeduizendtwintig
toch mijn troon gaan bestijgen als zelfs Jupiter en
Saturnus mij als hun rechtmatige koning zullen zien