Kon mijn hartje toch maar spreken,
niet in tranen, maar in woorden.
Dan had je haar misschien horen smeken,
dat je deze liefde niet moest vermoorden.
Kon mijn hartje toch maar praten,
niet in tranen, maar in klanken.
Dan had je had misschien wel in de gaten,
dat ik altijd van geluk moest janken.
Kon mijn hartje toch maar spreken,
niet in tranen, maar in zinnen.
Dan begreep je wellicht het teken,
van eindeloze liefde daar diep van binnen.
Maar mijn hartje kan wel praten,
echter slechts in tranen en gedichten.
Die twee dingen heb ik ook nooit kunnen laten;
schrijven en voor mijn tranen zwichten!