Op de stoel naast me ligt mijn rugzak,
daar leg ik 'm al jaren.
Ik vind het leuk als je mij uitkiest,
niet omdat die stoel leeg is.
Soms gaat iemand zonder aankondiging
bovenop mijn tas zitten.
Ik vind het leuk dat jij mij koos en
hoe je zo lief lacht nu onze blikken
elkaar kruisen. Dat je af en toe kijkt of ik kijk.
Ik vind jou nog leuker nu jij jouw jas
een plofjas noemt, omdat ik aanbied
'm bij de mijne te hangen.
Plofjas.
PLOFjas!
Daar ga je, de kou in.
Dag meneer Plofjas.