Op de vlucht voor wie ik ben,
iemand die ik de helft van de tijd niet ken.
Bij jou heb ik even rust kunnen ervaren,
een pauze van de grote gevaren.
Die in de donkerste hoeken van mijn ziel loeren,
de demonen die wachten om me te vloeren.
Ik heb echt genoten van deze gezamelijke uren,
maar besef heel goed dat dit niet kan blijven duren.
De chaos die ik ben, zal altijd zo zijn,
dit doet al heel mijn leven pijn.
Maar nu zorgt het voor een groot verdriet,
wat ik je wil geven kan gewoon niet.
Zij zijn een deel van mijn leven,
en ik moet hen ook de tijd geven.
Wie ik ben als zij het overnemen is iemand die ik haat,
maar ik weet dat het niet anders gaat.
Dat jij er ook zo over denkt is langs de ene kant goed,
ook al is het nu de reden van mijn tranenvloed.
Want zij zijn een deel van mij
en of we het nu willen of niet, ze horen erbij.
Dus neem ik langzaam afscheid van jou,
mijn hart verdrietig en koud.
Want door dit is het besef gekomen,
zoiets als tussen ons, daar kan ik enkel van dromen.
Waar zou ik ooit iemand kunnen vinden,
om met de hele bende om te gaan? Laat ons er geen doekjes om winden.
Het is niet zo dat ik op zoek naar een ander zal gaan,
over mijn gezicht rolt een eenzame traan.
Het besef van de impact van mijn erfenis op mijn leven,
doet mijn hele wereld op zijn grondvesten beven.
Altijd samen en nooit alleen,
slaan we ons hier wel doorheen.
Samen sterk is wat we zijn,
Samen overleven we de pijn.
H.