Vragend
Geef mij een hand bewondering,
gesponnen als zijde,
waarin mijn hart zich kan nestelen.
Geef mij een kus rust
zodat ik mijn vlindervleugels
kan laten groeien
op mijn gekromde bange rug.
Nee, kom niet te dichtbij
dan zie je het zachte dons
van mijn tranen
dwars door mijn metalen lach heen.
Niet vragen,
noch niet.
Mijn gevoel is nog niet
bij mijn verstand
ingetrokken.
Dus ben ik eenzaam
maar is er nog geen kamer vrij,
al spelen mijn gedachten al tikkertje,
zitten mijn woorden al hand in hand
en woont er een giechel in mijn buik.
Ik wil niet
ik wil niet
dat je mijn foetus liefde ziet
en het omhelst of zwart-wit slaat.