Hete bleke maanlicht
schijnt op natte velden
witte slierten mist
slingeren over plassen
en groene planten
de geest valt niet op
dwalend over het gras
denkend aan toen
hoe het ooit was
voor al deze nachten
haar liefde voor hem was groot
hij die alles voor haar was
en die liefde werdt zijn dood
ze kende haar kracht niet
het was o zo mooi
samen reden ze
over deze velden
op paarderuggen
ze waren helden
in hun eigen droom
teveel liefde, het ongeluk
hij viel van zijn paard
door een simpele kus
en een laaghangende tak
ze bekijkt nu de boom
zijn botten liggen er nog
haar mes ernaast
wat moest ze dan toch
ze kon niet verder alleen
zonder haar ridder
ze herrinierd zich
het rode bloed
toen ze het deed
voelde het goed
nu weet ze beter
hem nog missend
elke nacht weer
daar in de mist
haar hartezeer
haar eindeloze dwalen