WACHTEN
Heel zijn leven heeft hij niet anders geweten
dan dat hij, geleund tegen de buitenmuur,
zijn tijd moest geven
Aan de arbeiders aan zijn zij.
Deze hielden zich zowat stenig stil:
Hun tempo hield de tijd niet bij.
En de vel oranje jacks
die wapperden in een bries
verrieden dat de wind
Hun mentaliteit niet zint.
Want zelfs haar verweringskracht
deed meer werk
Dan wat een hamer niet laten wil.
En dan was nog in werkelijkheid
het maken van de deurpost
Welbeschouwd een peulenschil.
De poorten van zijn persoonlijke kerk
Bleven altijd nog gesloten.
De arbeiders waren nooit iets opgeschoten;
Het was echt onbegonnen werk.
En krakkemikkig, grijs en geestesziek stierf
Hij tot slot in de portiek.
En zo werd niet de tempel maar de drempel,
Uiteindelijk zijn zerk.