zo gesproken wijl machten
zich manifesteren als
tot vlees geworden entiteiten,
onnavolgbaar in het heden
iemand schreeuwt, HET IS VAN ALLE TIJDEN,
tersluiks richt ik mijn blik ter zaal
en zie ik tot mijn schrik Napoleon
op een wit paard de Hitler groet brengen
d’r uit, uit deze zaal waar compassie
ten hemel rijkt en goddelozen
hun naam in de bijbel mogen krassen
nog eenmaal kijk ik op
zie nog slechts een beschaafd
publiek, ‘ k vraag me waar
die man op zijn paard is gebleven
neen, geen droom maar een waan
teweeg gebracht door de opiaten
die mijn storm trachtten te luwen, dat
lukte maar het gaf de represaille
van mijn karma weer
dat ik in stilte had weg gepoëtiseerd