De hemel valt niet samen met het paradijs
maar met de wolken,met de zon en,
daarbeneden,
met de vogels die, wanneer ze zingen,
daaraan denken doen.
De hemel valt ook samen met
de sterren, met de maan,
of met het vallend spoor van vlugge levens
die niets te maken hebben
met engelen, aartengelen,
of duivels.
Maar wanneer het regent
lijkt geen hemel te bestaan.
Op die dagen kan men beter naar de aarde kijken,
waar de druppels vallen
en plassen vormen die,
wanneer de zon terugkeert,
de hemel spiegelen.
Tussen hemel en aarde
weet de weifelende mens misschien
niet waar hij in moet
geloven. Maar
wat bestaat in de hemel
roept hem; en
de aarde lijkt maar klein
als, na de regenbui,
de regenboog zich opent
als een ladder naar de hemel.