Er was eens beginnen al de sprookjes. Maar dit is geen sprookje. Het is een waar verhaal. Dat nog ouder is dan de oudste boom.
Het gebeurde in de tijd dat de
sprookjesfiguren nog op de aarde wandelden.
En dat de dieren konden praten met de mensen.
Het verhaal werd door mijn mama aan mij verteld en die hoorde het van haar mama. En die luisterde naar haar mama en zo kunnen we doorgaan tot waar Winnie de Ijsbeer het heeft mee gemaakt.Winnie was een kleine lieve ijsbeer die op de Noordpool leefde samen met zijn mama.
Op een ijskoude avond, gezellig en knus zat Winnie bij zijn mama op haar schoot.
Hij keek haar liefelijk aan en vroeg stilletjes aan zijn mama "Mama, mag ik je wat vragen?"
"Natuurlijk lieverdje" antwoordde ze.
Wel mama, je wil dat ik heel blij ben, daarom wil ik je iets vragen."
Z'n mama keek even op en luisterde naar hem.
Hij zette zich recht en stelde haar de vraag. "Mama, kan je me een broertje of zusje geven? Dan moet ik niet meer alleen spelen."
Zijn mama keek hem aan.
Ze was zo verschoten, dat haar kindje dat vroeg en ze begon zachtjes te
wenen.
Winnie was wat geschrokken en vroeg "Waarom ween je mama?"
De mama keek in zijn ogen en zei met haar lieve zachte stem "Lieve schat, ik kan je alles geven, wat je maar wil, maar ik kan je geen broertje of zusje geven."
Winnie, die graag alles wilde weten vroeg: "Waarom niet mama?"
En de mama zei "Dat vertel ik je wel als je groot bent. Want nu kun je het nog niet verstaan."
Maar Winnie wou een broertje of zusje hebben en zou alles doen om dat te krijgen.
De dagen gingen voorbij en elke dag dacht hij daaraan.
Hij vertelde het aan iedereen die het maar kon horen. Zo kwam hij ook terecht bij Wally De Walvis. Dat was een oude grote vis die overal heen kon zwemmen.
Wally keek hem aan met zijn grote ogen en zei tegen hem "Ik ga heel diep nadenken hoe ik je een broertje of zusje kan bezorgen. Je gaat me een tijdje niet zien, omdat ik moet nadenken."
Met een enorme kracht zwom hij heel diep in de zee. Naar zijn plaats, waar niemand hem kon vinden of storen. Daar ging hij alleen naar toe, als hij iemand moest helpen. En dat kon soms lang duren.
Elke dag ging Winnie naar de plaats waar Wally ondergedoken was. Hij wachtte tot 's avonds laat. Wanneer de zon onderging, dan stapte hij naar huis.
Op een namiddag, spoot er een grote fontein uit de zee.
En kijk, daar was Wally weer.
Hij zei met zijn zware stem tegen Winnie "Ik heb heel diep nagedacht en heb de oplossing gevonden, om jou een broertje of zusje te geven."
Winnie was zo nieuwsgierig dat hij vroeg "Hoe ga je dat doen?"
Wally was een kapoen en zei "Rustig maar, Winnie. Ik ben oud en kan niet zo snel praten."
Winnie keek een beetje boos naar hem, maar had er aanstonds spijt van. Want van zijn mama had hij geleerd, om altijd lief te zijn voor de anderen.
Wally zei "Winnie, omdat ik overal al geweest ben, ken ik iemand die jouw wens kan vervullen. Laat je mama een brief schrijven naar de Goede Fee, waarin ze vraagt of zij jou een broertje of zusje kan geven. Die kan alles doen, want ze heeft toch ook een koets getoverd, uit een pompoen en 4 grijze muizen in witte paarden,
voor Assepoester om naar het bal te brengen van haar prins."
Winnie was zo blij en liep zo snel als hij kon naar huis.
Hij was zo buiten adem dat hij even moest gaan zitten.
Hij vertelde alles aan zijn mama wat Wally tegen hem zei.
Zijn mama nam een groot blad papier en een pen. Ze schreef naar De Goede Fee. Ze legde alles uit en de laatste regel was. "Mevrouw De Goede Fee, ik hoop dat je mijn kind dat kunt geven. Dan maak je ons de gelukkigste berenfamilie ter wereld."
Na een paar dagen kwam de postbode met zijn slee voor hun deur. Hij klopte aan en de deur ging open.
Mama beer vroeg aan de postman "Postman, heb je post voor ons?" De postman knikte en zei "Ik heb een grote doos, met een brief erbij, op mijn slee en die moest ik naar jullie brengen."
Winnie hoorde hem en liep snel naar buiten. Hij zag de grote doos.
Hij sprong op de slee, maakte de doos open. En keek erin. Daarin zat een sneeuwwitte ijsbeer met rode pootjes en een grote strik aan.
Hij bewoog niet. Maar keek hem aan met grote ogen.
Mama Beer kreeg de brief in haar handen, las hem. Het was een brief die De Goede Fee had geschreven.
Ze riep Winnie bij haar en Winnie nam de sneeuwwitte beer mee naar binnen.
Ze las de brief voor "Lieve Winnie, ik heb je brief goed ontvangen. Het was zo'n mooie brief dat ik stilletjes moest wenen. Maar toen ben ik naar mijn Elfjes geweest en gaf hun de opdracht om een beer te maken.
Ze maakten de mooiste beer die er bestaat. Alleen heb ik hem niet tot leven kunnen toveren, omdat mijn toverstok op geladen moest worden. Ik wou je zo snel mogelijk een broertje geven en heb hem zo opgestuurd. Je kan hem laten leven, door elke dag hem een knuffel te geven. Hoe meer je hem knuffelt hoe meer hij van je gaat houden. Zijn naam mag je zelf kiezen. Wees goed voor hem en hij zal je altijd overal beschermen. Groetjes en lieve kussen van De Goede Fee."
Winnie zei tegen de knuffelbeer "Wanneer ik je veel knuffel dan wordt je sterk en ga je me altijd beschermen. Ik noem jou Jan Spierbal"
En zo is de eerste Knuffelbeer geboren.
Winnie gaf hem elke avond een dikke knuffel. Na een poosje kon Jan lopen en praten. Ze werden goede vriendjes.
Toen Winnie oud werd en zelf een papa was, stelde hij Jan Spierbal voor aan zijn zoon. En die knuffelde Jan Spierbal zo veel, dat die ijzersterk werd. En voor altijd bleef bestaan.
Waar Jan Spierbal nu is kan niemand juist zeggen.
Maar als je goed rond kijkt zijn er veel broertjes van hem, die bij de kinderen zijn.
Misschien hebben ze een andere kleur, zoals bruin of zwart of roze. En ligt er wel misschien één bij jou. Wel als dat zo is dan kan je hem beter een goede berenknuffel geven. Want hij moet nog veel groeien, om jou te beschermen in het donker.