Het morgenlicht draalt even
voor het zachtjes door de nevel dringt;
het aarzelt op de hoge daken,
zweeft langs torens en pagoden
voor het weer de mensen wekt.
De massa trekt zich traag op gang,
Maar dan verschijnen kind’ren in de straten,
Karren dokk’ren op de oude keien.
Leven rolt uit de verweerde huizen,
’t aroma van de morgen mengt zich
met de oriëntaalse geuren van ’t ontbijt.
Men haast zich langzaam naar zijn werk
Op ’t ritme van het leven
Zoals ’t zich eeuwenlang ontvouwde –
Sinds mensenheugnis steeds opnieuw herhaald:
Xian is klaar voor weer een nieuwe dag.
Rob