Op de golven
van de wind
word ik weggedragen.
Ver
kom ik niet.
De wind, mijn leider, draagt me
van links naar rechts.
In cirkeltjes leidt hij mij rond.
Steeds verder naar beneden.
Tot op de grond.
Ik kijk naar boven.
Uit de zwarte wolk die ik zie
sijpelen druppels naar beneden.
Mijn moeder beschermt mij
tegen de angstaanjagende
volle hemel
die langzaam leegdruppelt
boven mij.
Een prachtige gouden streep
scheurt de hemel open,
scheurt mijn moeder open.
Kreunend
valt ze naast mij neer
in de zwarte druppels.
Haar bloed grijpt als rode, kleverige handen
om zich heen.
Ze voelen mij
maar de wind neemt mij mee.
Opnieuw laat ik me rusten
op de golven van mijn leider.