Elke keer een dag met zorgen,
telkens word er een lijk geborgen.
Iedereen zit in angst,
Maar jij, jij bent het bangst.
Word het je broertje,
word het je zusje,
Zit zij straks gevangen als een nietig musje,
Kijkt zij straks de dood in de ogen?
Altijd maar in een kelder zitten kniezen,
o kon je maar kiezen,
Dan zat je nu in een warm huis,
want hier is het koud en niet pluis.
Je zit daar maar te zitten,
geen tijd om rustig te pitten.
De kogels suizen langs je hoofd,
intussen word je huis leeg geroofd.
Hij was 12 jaar oud,
het liet hen koud.
Ze vermoorde hem in koele bloedde,
er is niemand die zijn leven kan vergoeden.
Wanneer is het afgelopen,
alles wat je kan is hopen.
zonder vocht,
zit je dagen op de tocht.
Je krijgt een stijve nek,
je zit daar maar op één plek.
Het dak is lek,
en het ijskoude bloedrode water druppelt in je nek.
Weken zonder vocht,
je lag dagen op de tocht.
Je word niet oud,
want het was te koud.
De laatste zinnen die hij zij:
waarom is er oorlog,
waarom geen vrede,
en waarom moet ik sterven zonder reden?
Langzaam viel hij neer,
en raakte in coma voor de zoveelste keer.
Hij was dertien en hield zich groot,
maar nu, nu is hij dood.
Nosferatu