Een kind zo klein,een kind zo teer,
Die doe je toch nooit zeer.
Een kind zo mooi en o zo lief,
Zo onschuldig en nog zo naief.
Die bescherm je met je leven,
Die wil je al je liefde geven.
Die koester je,die heb je lief,
Die ontneem je niet haar vrouwzijn als een dief.
Ze moet haar leven nog beginnen,
Lachen met vrienden en vriendinnen.
Ze moet het leven in met open ogen,
Zonder ze neer te slaan,heel ingetogen.
Ze moet het leven kunnen vertrouwen,
Op mensen kunnen bouwen.
Maar soms doen mensen elkaar pijn,
Dan kunnen kinderen geen kinderen zijn.