Winter.
Min tovert water
tot kristallen
ieder geëigend in een vorm
zoals de mens
dit al beziende
gekroond is met zijn eigen norm.
Het eigene
’t alom bekende
wordt afgedekt, verdwijnt in wit.
Beheerst de winter
doen en denken
nieuw opgepoetst in reine snit.
Ramen die scheiden
oud= en jonkheid
starend vanuit geborgenheid
naar spelend jong
met bal en poppen
zichtbare scheiding in de tijd.
Ons waterland ligt
in verharding
te wachten op De stedentocht
vaarten krioelen
van de schaatsers
de koek en zopie zorgt voor vocht.
Totale wending van
de zomer
truien en mutsen nu paraat
winter bescherming
tegen koude
’t verkeer dat heeft het nu te kwaad.
’t Witte élan wordt
nu bestreden
met het gedolven witte zout
en dag na dag
slinken die bergen
in strijd, welk wit het langste houdt.
Th.