een krijsende schreeuw
de gil van de eeuw
aargh, aaagh, kerdjol
zijn ogen schieten vol
wapperend met zijn hand
als bij een zware kramp
vingers tussen de lippen
hij begint te flippen
het goudkoperen haakje
tracht zijn oog te raken
het haakje lijkt bang
en krast in zijn wang
wrijven met de goede hand
het werd een bloedige rand
in de duim heerst en klopgeest
of een of ander woest beest
het blaadjeje van niets bewust
staat tegen de muur in rust
waarschijnlijk nog voor dagen
je kan niet dagelijks je duim vast nieten
ela